ECLI:NL:CRVB:2021:346

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
18/4216 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschiktheid functie Operator Assemblage in verband met longklachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WGA-uitkering door het Uwv. Appellante, die ernstige longklachten heeft, betwistte de geschiktheid van de functie van Operator Assemblage, waarin gewerkt wordt met lijm, en stelde dat blootstelling aan soldeer- en lijmdampen volledig vermeden moet worden. De Raad heeft vastgesteld dat de functie van Operator Assemblage niet geschikt is voor appellante, omdat deze functie blootstelling aan lijmstoffen met zich meebrengt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het besluit van 12 januari 2017 is herroepen. Dit betekent dat de WGA-uitkering van appellante ongewijzigd wordt voortgezet vanaf 13 maart 2017 en dat het Uwv de uitkering zal nabetalen, met inachtneming van de wettelijke rente. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1068,-.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juni 2018 (17/4048), (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, [naam echtgenoot]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.N. de Poel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam als administratief medewerkster. Voor die werkzaamheden is zij door ziekte uitgevallen op 26 oktober 2004. Met ingang van 24 oktober 2006 is haar een WGA-loongerelateerde uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met ingang van 24 augustus 2008 is deze uitkering omgezet in een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op dezelfde mate van arbeidsongeschiktheid.
1.2.
Naar aanleiding van een melding van verslechtering van haar gezondheid, is door het Uwv verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en is voor appellante een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Op basis van die FML is voor appellante een aantal functies geselecteerd waarmee zij inkomsten kon verwerven waarmee zij een inkomensverlies van minder dan 35% ten opzichte van haar laatste functie had. Overeenkomstig die conclusie heeft het Uwv bij besluit van 12 januari 2017 de WGA-uitkering ingetrokken per 13 maart 2017.
1.3.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 januari 2017. In verband daarmee is onderzoek verricht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De medische bevindingen werden aangepast en in de geselecteerde functies trad een wijziging op. De mate van arbeidsongeschiktheid bleef echter minder dan 35%. Bij beslissing op bezwaar van 29 mei 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar dan ook ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende was gemotiveerd en dat de functionele mogelijkheden van appellante correct waren vastgesteld. Dat gold naar het oordeel van de rechtbank eveneens voor de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep betwist dat voldoende medisch onderzoek is gedaan. Zij heeft verwezen naar door haar ingebrachte medische stukken en heeft gesteld dat zij niet met lijmstoffen kan werken.
3.2.
Naar aanleiding van de gronden in hoger beroep en de ingebrachte medische stukken heeft het Uwv de belastbaarheid van appellante herzien. Het Uwv heeft geconcludeerd dat blootstelling aan soldeer- en lijmdamp door appellante volledig dient te worden gemeden. Met inachtneming daarvan heeft het Uwv vervolgens de eerder aan appellante voorgehouden functies bezien. Geconcludeerd is dat van de eerder voorgehouden functies er nog drie geschikt waren. Het betreft de functies met de SBC-codes 111190 Verpakkingsmedewerker, 271130 Operator Assemblage en 111220 Medewerker Logistiek.
3.3.
Appellante betwist dat de functie van Operator Assemblage voor haar geschikt is omdat de blootstelling aan soldeer- en lijmdampen volledig dient te worden vermeden. Het Uwv stelt dat de lijmdampen in die functie in de werktafel naar beneden worden afgezogen en dat daarmee is uitgesloten dat appellante aan lijmdampen wordt blootgesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is op grond van aritkel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
4.2.
Ter zitting is vastgesteld dat slechts nog in geschil is of de functie van Operator Assemblage (SBC 271130) voorappellante geschikt is. Verder is vastgesteld dat indien dat niet mogelijk is, er per de datum in geding onvoldoende functies resteren om de intrekking van de WGA-uitkering op te baseren.
4.3.
Appellante heeft ernstige longklachten. Zoals het Uwv zelf heeft onderkend, dient blootstelling aan soldeer- en lijmdampen volledig te worden vermeden. Dat betekent dat appellante niet met lijm of lijmstoffen kan werken. In de functie van Operator Assemblage wordt gewerkt met lijm zodat deze functie niet geschikt is. Ter zitting is door het Uwv erkend dat wanneer dit eerder was onderkend, andere functies zouden zijn geduid, maar dat dit in dit stadium niet meer mogelijk is. Tenslotte wordt er op gewezen dat in de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gehanteerde functiebeoordeling bij de deze functie onder punt 3.6, Stof, Rook, Gassen en Dampen is vermeld: ‘Geen kenmerkende belasting’. Gelet op de voorwaarde dat blootstelling aan lijmdampen volledig dient te worden vermeden, is deze beschrijving niet adequaat, omdat daarmee niet duidelijk is of in het geval van appellante aan deze voorwaarde wordt voldaan.
4.4.
Het hoger beroep slaagt . Zoals ter zitting besproken betekent dit dat het bestreden besluit zal worden vernietigd en dat het besluit van 12 januari 2017 zal worden herroepen. Dit betekent dat de WGA-uitkering vanaf 13 maart 2017 ongewijzigd wordt voortgezet en dat het Uwv aan appellante de uitkering zal nabetalen. Daarbij zal een verrekening moeten plaatsvinden met de inkomsten die appellante over die periode uit werkzaamheden verworven. Ter zitting is door het Uwv toegezegd dat over de nabetaling de wettelijke rente zal worden vergoed.
5. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het Uwv. Deze kosten worden bepaald op de kosten van rechtsbijstand in de beroepsfase en bedragen € 1068,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 mei 2017;
- herroept het besluit van 12 januari 2017;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1068,-;
- bepaalt dat het Uwv appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, als voorzitter, en S. Wijna en G.A.J. van den Hurk als leden in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2021.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) A.M.M. Chevalier