ECLI:NL:CRVB:2021:3288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de conclusie dat hij arbeidsvermogen had. De rechtbank had de afwijzing van de Wajong-aanvraag en de indicatie banenafspraak door het Uwv bevestigd. Appellant stelde dat hij door zijn klachten, waaronder ADHD en een angststoornis, geen arbeidsvermogen had en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van deze arts. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontbreken van arbeidsvermogen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.