In deze zaak heeft appellant, na de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag op 30 augustus 2018, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 december 2021 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, achteraf bezien, geen grondslag had voor de afwijzing van de aanvraag van appellant. Hierdoor moet het college per 30 augustus 2018 bijstand verlenen aan appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en de bestreden besluiten van het college herroepen. Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant, die in totaal € 8.654,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om aanvragen op juiste gronden te beoordelen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.