ECLI:NL:CRVB:2021:3245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
19/5021 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van dringende redenen voor terugvordering van bijstand op basis van de Participatiewet

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2021, staat de vraag centraal of er dringende redenen zijn om van terugvordering van bijstand af te zien, zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet (PW). De appellante, die niet zelf aanwezig was, werd vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ook vertegenwoordigd was. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er geen stukken of andere gegevens zijn overgelegd die de stelling van appellante onderbouwen dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor haar heeft. Dit gebrek aan bewijs leidde ertoe dat het hoger beroep niet slaagde.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 oktober 2019 had plaatsgevonden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukte dat dringende redenen alleen kunnen worden aangenomen als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Dit vereist een individuele afweging van alle relevante omstandigheden, waarbij degene die zich beroept op dringende redenen deze aannemelijk moet maken.

Aangezien de appellante niet in staat was om bewijs te leveren voor haar claims, werd de beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling, omdat de aangevallen uitspraak werd bevestigd voor zover deze was aangevochten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en het proces-verbaal werd ondertekend door de griffier en de voorzitter van de kamer.

Uitspraak

19.5021 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2019, 19/2417 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 26 oktober 2021
Zitting hebben: P.W. van Straalen, A.M. Overbeeke en T.A. Willems-Dijkstra
Griffier: J.E. Mink
Appellante is niet verschenen. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. K.J. de Vaan, advocaat en kantoorgenoot van mr. W.H. Boomstra. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. van Golberdinge.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak, na de schikking die partijen op het punt van de intrekking hebben bereikt, alleen nog over de vraag of er dringende redenen zijn als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet (PW) om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de PW doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
Ter zitting is met partijen vastgesteld dat er geen stukken of andere gegevens zijn overgelegd ter onderbouwing van de stelling van appellante dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor haar heeft. Alleen al daarom slaagt het hoger beroep niet.
Omdat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten, bestaat voor een kostenveroordeling geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.E. Mink (getekend) P.W. van Straalen