ECLI:NL:CRVB:2021:3193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging ontslaggrond van wangedrag naar blijvende ongeschiktheid wegens ziekte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hij verzoekt om wijziging van de ontslaggrond van wangedrag naar blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de dienst vanwege een ziekte of gebrek. Appellant heeft als nieuw feit aangevoerd dat hij ten tijde van het wangedrag, dat plaatsvond op 10 november 2008, vanwege zijn psychische toestand niet operationeel mocht worden ingezet en geen vuurwapen mocht dragen. Dit zou door de staatssecretaris in het bestreden besluit zijn erkend. Daarnaast heeft hij een beslissing van het Uwv ingediend, die hem een IVA-uitkering heeft toegekend, wat hem pas duidelijk maakte dat hij lijdt aan een ernstige psychische stoornis, namelijk een bipolaire stoornis type II, die invloed heeft gehad op zijn gedrag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen sprake is van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid die de inhoud van het ontslagbesluit kan beïnvloeden. De Raad verwijst naar medische informatie die na het ontslagbesluit is verzameld, waaronder rapporten van de IMG en MediThemis, waaruit blijkt dat appellant ten tijde van het wangedrag niet zodanig psychisch beperkt was dat hij geen vuurwapen mocht dragen. De Raad concludeert dat appellant geen overtuigende medische informatie heeft kunnen overleggen die zijn stelling van verminderde toerekeningsvatbaarheid ondersteunt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.