ECLI:NL:CRVB:2021:3068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om wraking van de behandelend rechter in hoger beroep sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2021 uitspraak gedaan over verzoeken tot wraking van de behandelend rechter in het kader van hoger beroep. Verzoekers, die in een procedure tegen de Sociale Verzekeringsbank (Svb) betrokken zijn, hebben op 4 november 2021 een uitnodiging ontvangen voor de zitting op 15 december 2021. Tijdens deze uitnodiging werd hen meegedeeld dat de behandeling zou plaatsvinden door de rechters D.S. de Vries, E.J. Otten en R.M. van Male. Verzoekers hebben echter op 8 november 2021 aangegeven dat rechter De Vries betrokken was bij een eerdere uitspraak die relevant is voor hun zaak en hebben om consequenties gevraagd. De Raad heeft hen op 18 november 2021 laten weten dat de zaken in dezelfde samenstelling behandeld zouden worden. Vervolgens hebben verzoekers op 22 november 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter. Het vermoeden van onpartijdigheid van een rechter is uitgangspunt, en alleen in uitzonderlijke gevallen kan dit vermoeden worden weerlegd. De Raad concludeert dat het feit dat de behandelend rechter eerder een onwelgevallige uitspraak heeft gedaan voor verzoekers, niet betekent dat zij niet onbevooroordeeld kan oordelen in de huidige hoger beroepszaken. Verzoekers hebben geen concrete omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De Raad wijst de verzoeken om wraking af en stelt dat verzoekers de mogelijkheid hebben om de eerdere rechtspraak in hun hoger beroep aan de orde te stellen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.