ECLI:NL:CRVB:2021:2988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beoordeling en schadevergoeding bij de Rijksuniversiteit Groningen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin haar beroep tegen een besluit van het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 december 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de beoordeling van appellante over de periode van april 2015 tot maart 2016, waarin zij een negatieve beoordeling ontving op het onderdeel competenties. Appellante betwistte de juistheid van deze beoordeling en voerde aan dat de rechtbank het college van bestuur niet had mogen vragen om Engelstalige stukken te vertalen. De Raad oordeelde dat de beoordeling op voldoende gronden berustte, maar dat het college van bestuur ter zitting had erkend dat de beoordeling op het onderdeel competenties en het eindoordeel 'nog niet voldoende' had moeten zijn in plaats van 'onvoldoende'. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de beoordeling werd aangepast. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er een oorzakelijk verband was tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde schade. De Raad veroordeelde het college van bestuur in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.569,82 en bepaalde dat het college het griffierecht van € 427,- aan appellante moest vergoeden.