Uitspraak
19 4516 WAJONG
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1973, had in 2018 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat er onvoldoende objectiveerbare medische gegevens waren om te concluderen dat appellant op 17/18-jarige leeftijd arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt en aanvullende medische stukken ingediend, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv in 1992 en 1993 onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn medische situatie. De Raad oordeelde dat de medische conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ter discussie stonden en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De Raad bevestigde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij altijd boven zijn kunnen heeft gewerkt en dat er geen noodzaak was voor het benoemen van een medisch deskundige.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.