ECLI:NL:CRVB:2021:2916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.T.H. Zimmerman
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van onvoorwaardelijk ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim in detentiecentrum
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen is wegens plichtsverzuim. De appellant, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, was betrokken bij een incident waarbij geweld werd toegepast op een ingeslotene. De minister van Justitie en Veiligheid legde de disciplinaire straf op na een onderzoek naar het incident. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat de minister niet onterecht had gehandeld, maar de Centrale Raad van Beroep moest nu beoordelen of het plichtsverzuim aan de appellant kon worden toegerekend en of de opgelegde straf proportioneel was.
De Raad oordeelde dat de appellant de ontoelaatbaarheid van zijn gedragingen kon inzien en dat de minister bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen. De Raad bevestigde dat de appellant, gezien zijn functie als leidinggevende, een voorbeeldfunctie had en dat zijn gedragingen ernstig plichtsverzuim opleverden. De Raad nam ook in overweging dat de appellant niet direct melding had gemaakt van het incident, wat de ernst van zijn handelen vergrootte. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.