ECLI:NL:CRVB:2021:2914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke aanstelling en rechtsmiddelen bij bestuursbesluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van appellant bij de Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden. Appellant was tijdelijk aangesteld voor de periode van 1 augustus 2017 tot 31 juli 2019, met de voorwaarde dat hij voor 1 april 2019 zijn onderwijsbevoegdheid zou behalen. De stichting heeft op 1 april 2019 besloten de aanstelling niet voort te zetten, omdat appellant niet aan deze voorwaarde voldeed. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de stichting voldoende heeft toegelicht waarom de aanstelling niet werd voortgezet. Appellant had op het moment van het besluit geen onderwijsbevoegdheid en er was geen zicht op het behalen van deze bevoegdheid voor de einddatum van de aanstelling. De Raad heeft ook geoordeeld dat het e-mailbericht van 9 september 2019, waarin de stichting aangaf geen grond te zien voor een aanstelling voor onbepaalde tijd, als een besluit moet worden aangemerkt. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat betekent dat de gevolgen van deze keuze voor zijn rekening komen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.