ECLI:NL:CRVB:2021:2892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening Wajong-uitkering en terugvordering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de Wajong-uitkering van appellante. Appellante, geboren in 1992, ontving sinds 2012 een Wajong-uitkering als aanvulling op haar inkomen uit werk. In 2015 begon zij met een Mbo-opleiding en ontving studiefinanciering. Het Uwv heeft haar Wajong-uitkering per 1 januari 2017 herzien, omdat zij naast de Wajong-uitkering ook studiefinanciering ontving, wat leidde tot een te hoog totaal inkomen. Appellante stelde dat zij niet in staat was haar financiële belangen te behartigen en verwees naar eerdere uitspraken van de Raad. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv had de herziening en terugvordering van de uitkering verdedigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om haar belangen te behartigen. De Raad concludeerde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de studiefinanciering invloed had op haar Wajong-uitkering. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv zijn beleid consistent had toegepast en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de herziening van de Wajong-uitkering met terugwerkende kracht correct was uitgevoerd.