ECLI:NL:CRVB:2015:4696
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van Wajong-uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 1 september 2010 een Wajong-uitkering ontving, had inkomsten uit een stage als hulpkok, die niet waren verrekend met haar uitkering. Het Uwv had haar Wajong-uitkering met terugwerkende kracht herzien en een bedrag van € 13.915,59 teruggevorderd. Appellante stelde dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat zij te veel uitkering ontving, en dat het Uwv op de hoogte was van haar werkzaamheden en inkomen. De Raad oordeelde dat het Uwv, onder bepaalde voorwaarden, gehouden is om de kortingsbepaling toe te passen, maar dat de terugwerkende kracht in strijd kan zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad concludeerde dat appellante zelf niet kon begrijpen dat zij te veel uitkering ontving, maar dat haar vader, die haar belangen behartigde, dit wel had moeten begrijpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de uitkeringsgerechtigde als de betrokken instanties in het kader van het terugvorderen van onverschuldigd betaalde uitkeringen.