ECLI:NL:CRVB:2021:287

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
18/3722 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm in relatie tot inwonende zoon met psychische problemen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2021, gaat het om de toepassing van de kostendelersnorm in het kader van de Participatiewet (PW). Appellanten, ouders van een 21-jarige zoon met psychische problemen, hebben in hoger beroep aangevoerd dat hun zoon niet in staat is om te werken en geen bijstandsaanvraag wilde indienen. Hierdoor zouden zij niet in staat zijn om de gezamenlijke kosten te delen, wat volgens hen zou moeten leiden tot het buiten toepassing blijven van de kostendelersnorm.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de kostendelersnorm van toepassing is, omdat de zoon als kostendelende medebewoner wordt aangemerkt. De wetgever heeft met de invoering van de kostendelersnorm beoogd om bij de vaststelling van de bijstandsnorm rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten met medebewoners. De Raad heeft benadrukt dat het niet relevant is of de bewoners de kosten feitelijk delen of bijdragen aan de kosten. Bovendien biedt de PW geen grondslag voor afwijking van de kostendelersnorm op basis van onbillijkheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de kostendelersnorm van toepassing blijft, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de zoon. Het hoger beroep van appellanten is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

18.3722 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 juni 2018, 17/2824 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] en [Appellante] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Emmen (college)
Datum uitspraak: 2 februari 2021
Zitting heeft: E.C.G. Okhuizen, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: B. Beerens
Appellanten zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Bethlehem.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om toepassing van de kostendelersnorm per [geboortedatum] 2017, de datum waarop zoon C 21 jaar is geworden.
Ingevolge artikel 22a, eerste lid, van de Participatiewet (PW), is op de belanghebbende van 21 jaar of ouder de kostendelersnorm van toepassing indien de belanghebbende één of meer kostendelende medebewoners heeft. Op grond van artikel 19a, eerste lid, van de PW, voor zover hier van belang, wordt onder kostendelende medebewoner verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft.
Niet in geschil is dat appellanten in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben als zoon C en dat zoon C als kostendelende medebewoner moet worden aangemerkt.
Appellanten hebben aangevoerd dat zoon C door zijn psychische problemen niet in staat is om te werken, dat hij geen inkomen heeft en dat om die reden de gezamenlijke kosten niet met zoon C kunnen worden gedeeld. Deze beroepsgronden slagen niet, gelet op het volgende.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3875) heeft de wetgever met de invoering van de kostendelersnorm beoogd dat bij de vaststelling van de toepasselijke bijstandsnorm direct rekening wordt gehouden met de voordelen van het kunnen delen van de kosten met één of meer personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben (Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 3, blz. 3 tot en met 8). Door de invoering van de kostendelersnorm blijft volgens de wetgever de vangnetfunctie van de bijstand gewaarborgd, blijft een individueel recht op bijstand behouden, blijft het lonend om te werken en wordt een bijdrage geleverd om de schatkist van de overheid op orde te brengen. Voor de toepassing van de kostendelersnorm is niet relevant of de bewoners de kosten feitelijk delen en of elk van hen feitelijk bijdraagt in de kosten. Ook biedt de PW geen grondslag voor afwijking van de kostendelersnorm op de grond dat toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (uitspraak van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3869). Dat zoon C als gevolg van psychische problemen niet in staat is om te werken dan wel geen bijstand wilde aanvragen, kan er daarom niet toe leiden dat de kostendelersnorm buiten toepassing moet blijven.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat daarom geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. Beerens (getekend) E.C.G. Okhuizen