ECLI:NL:CRVB:2016:3875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening aan jonggehandicapten met mantelzorgsituaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, een jonggehandicapte, woont bij haar broer en schoonzus en ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand van appellante gewijzigd door toepassing te geven aan de kostendelersnorm, wat resulteerde in een lagere bijstandsuitkering. Appellante betoogde dat de gezamenlijke bewoning en de zorgbehoefte van invloed zijn op de toepassing van deze norm, en dat de wetgever mantelzorgsituaties niet had willen uitsluiten van de kostendelersnorm. De Raad overwoog dat de voordelen van het delen van kosten met medebewoners ook gelden in mantelzorgsituaties en dat de wetgever bewust heeft gekozen om deze situaties niet uit te zonderen van de kostendelersnorm. De Raad concludeerde dat de wijziging van de bijstandsverlening in overeenstemming was met de wet en dat het beroep van appellante op artikel 26 van het IVBPR tardief was, omdat dit pas ter zitting naar voren was gebracht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.