Uitspraak
16.6767 WAJONG
OVERWEGINGEN
€ 1.335,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.403,-. Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in bezwaar is niet gebleken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar aanvraag voor een Wajong-uitkering had afgewezen. Appellante, geboren in 1990, heeft sinds 2006 te maken met een conversiestoornis, dissociatie en pseudo-epileptische aanvallen. Het Uwv heeft haar aanvraag op 4 september 2014 ontvangen en afgewezen op basis van de conclusie dat zij meer dan 75% van het minimumloon kan verdienen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft een onafhankelijke deskundige benoemd, die op 20 mei 2019 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige concludeert dat appellante op de aanvraagdatum uitgebreide psychische problematiek had, waaronder een chronische PTSS en een conversiestoornis. De deskundige heeft ook geadviseerd om een urenbeperking van vier uur per dag in te stellen. De Raad oordeelt dat het deskundigenrapport zorgvuldig en consistent is en dat het Uwv geen overtuigende argumenten heeft aangedragen om van deze conclusies af te wijken.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, waarbij de FML van de deskundige als uitgangspunt moet worden genomen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellante en tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.500,-, en de proceskosten worden begroot op € 2.403,-.