Uitspraak
20.1856 AW
OVERWEGINGEN
.
.Dit betoog slaagt niet. De Raad overweegt hiertoe het volgende.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in dienst was van een overheidsdienst, had verzocht om ontslag met toekenning van een stimuleringspremie. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen door de Staatssecretaris van Financiën. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de staatssecretaris was niet verplicht om schadevergoeding toe te kennen. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft overwogen dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door de onrechtmatige afwijzing van zijn ontslagverzoek. De appellant stelde dat hij door de afwijzing genoodzaakt was om zijn levensloopsaldo aan te spreken, maar de Raad oordeelde dat zijn inkomen al sinds april 2015 uit andere bronnen bestond en dat de afwijzing van het ontslagverzoek niet heeft geleid tot een daling van zijn inkomen. Bovendien werd vastgesteld dat het levenslooptegoed dat de appellant had opgenomen, niet als schade kon worden aangemerkt, omdat dit bedrag hem na zijn ontslag op 1 augustus 2016 ook zou zijn uitbetaald.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit dat schade had veroorzaakt, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, met M. Buur als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 november 2021.