In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2017 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor ontslag onder toekenning van een stimuleringspremie (variant A) door de Staatssecretaris van Financiën. Eiser, die sinds 1972 bij de Belastingdienst werkte, had zich op 3 februari 2013 ziek gemeld en was met ingang van 1 maart 2015 een WGA-uitkering toegekend. Eiser had op 3 juni 2016 een aanvraag ingediend voor ontslag met een stimuleringspremie, maar deze werd afgewezen. De verweerder stelde dat eiser al voor de inwerkingtreding van de Regeling Belastingdienst de intentie had om de Belastingdienst te verlaten, wat niet nodig was volgens de doelstellingen van de regeling.
Eiser voerde aan dat hij nooit de intentie had gehad om met pensioen te gaan en dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was. Hij stelde dat de Regeling Belastingdienst geen beleidsvrijheid voor de verweerder bood om zijn aanvraag af te wijzen, en dat hij recht had op de stimuleringspremie op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was, omdat de verweerder geen beleidsvrijheid had en eiser recht had op de premie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij ook de proceskosten van eiser werden vergoed.