ECLI:NL:CRVB:2021:2783

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
20/117 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die lijdt aan PTSS en diverse lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Veere had appellant eerder maatwerkvoorzieningen verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ter waarde van € 93.465,69. Appellant was van mening dat deze voorzieningen niet voldoende bijdroegen aan zijn zelfredzaamheid en participatie in de samenleving.

De Raad heeft vastgesteld dat het college de maatwerkvoorzieningen op zorgvuldige wijze heeft voorbereid en dat er veelvuldig contact is geweest met appellant. De Raad oordeelde dat de verstrekte maatwerkvoorzieningen wel degelijk een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van appellant. Het college had bij de verstrekking van het pgb rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van appellant, ondanks dat hij in principe in aanmerking zou kunnen komen voor beschermd wonen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Ook het verzoek van appellant om vergoeding van schade werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter J. Brand, met J.P.A. Boersma en B. Barentsen als leden, en griffier M. Stumpel.

Uitspraak

20.117 WMO15

Datum uitspraak: 10 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 november 2019, 19/776 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Veere (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. V.M.C. Verhaegen, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van schade.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021. Namens appellant is mr. Verhaegen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Trommelen en J.M. Hoogwerf.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is bekend met PTSS en diverse lichamelijke klachten, als gevolg waarvan hij beperkingen heeft. Hij heeft op 9 februari 2018 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag gedaan voor maatwerkvoorzieningen.
1.2.
Bij besluit van 25 april 2018 heeft het college appellant voor het jaar 2018 maatwerkvoorzieningen verstrekt van 8 uur persoonlijke verzorging, 48 uur begeleiding en 6 uur hulp bij het huishouden per week, voor de periode 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), uitkomende op een totaalbedrag van € 77.880,57.
1.3.
Bij besluit van 10 juli 2018 heeft het college het bedrag verhoogd naar € 93.465,69.
1.4.
Bij besluit van 11 januari 2019 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 25 april 2018 en 10 juli 2018 ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt ten grondslag dat de besluiten van 25 april 2018 en 10 juli 2018 op zorgvuldige wijze zijn voorbereid. Met appellant is veelvuldig contact geweest en met de vergaarde informatie is een gedegen afweging gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of het college met het verstrekken van de maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage heeft geleverd aan de zelfredzaamheid of participatie van appellant, dan wel aan het zich kunnen handhaven in de samenleving.
4.2.
Het college heeft aan appellant maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb verstrekt tot een bedrag van € 93.465, Het college heeft bij de verstrekking van het pgb betrokken dat kort gezegd sprake is van een wankel evenwicht. Het college is van opvatting dat strikt genomen appellant gelet op zijn beperkingen in aanmerking zou kunnen komen voor – op zijn minst - beschermd wonen. Dat zou voor de gemeente leiden tot lagere uitgaven. Gelet op de bijzondere omstandigheden van appellant en om te voorkomen dat het thans bestaande evenwicht wordt verstoord, heeft het college de onder 1.2 geduide maatwerkvoorzieningen niettemin verstrekt. Uit wat appellant in hoger beroep en met verwijzing naar een verklaring van 27 juli 2021 van zijn psychiater heeft aangevoerd volgt niet dat de verstrekte maatwerkvoorzieningen geen passende bijdrage leveren als bedoeld onder 4.1.
4.3.
Uit wat onder 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd en het verzoek om vergoeding van schade afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak en
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en J.P.A. Boersma en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021.
(getekend) J. Brand
(getekend) M. Stumpel