ECLI:NL:CRVB:2021:27
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-aanvraag en beoordeling arbeidsvermogen van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een Wajong-aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft eerder op 31 januari 2020 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het Uwv onvoldoende gemotiveerd had toegelicht of appellante in staat was om één uur aaneengesloten te werken. In de tussenuitspraak werd het Uwv opgedragen om dit gebrek te herstellen. In reactie hierop heeft het Uwv een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd, waarin werd geconcludeerd dat appellante, gezien haar intellectueel niveau en psychische belastbaarheid, in staat was om in passende arbeid ten minste één uur zonder begeleiding te werken.
De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsarts als inzichtelijk en gemotiveerd beoordeeld. Er werd geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusies. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om eenvoudige taken uit te voeren zonder specifieke begeleiding. De Raad heeft ook overwogen dat het afzien van een persoonlijk onderhoud door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onzorgvuldig was, omdat alle relevante informatie over de medische toestand van appellante beschikbaar was.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, maar het Uwv werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.362,50 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier.