Uitspraak
17.2696 WAJONG
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
Op 4 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de conclusie dat de appellant arbeidsvermogen had. De appellant, geboren in 1997, had op 15 september 2015 een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf dat hij PDD NOS en een leerachterstand had. Het Uwv baseerde zijn afwijzing op een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat de appellant in staat was om een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun beoordeling te twijfelen. De appellant had in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, maar de Raad vond dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat de appellant over basale werknemersvaardigheden beschikte en in staat was om ten minste een uur aaneengesloten te werken.
De Raad concludeerde dat de appellant op de datum van de uitspraak beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.