Uitspraak
19 4860 WIA
18 oktober 2019, 18/5251 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een B.V., en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de re-integratie-inspanningen van appellante en de opgelegde loonsanctie aan de werknemer. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht in het tweede spoor, wat leidde tot een loonsanctie. Appellante stelde in hoger beroep dat zij niet tekort was geschoten in haar verplichtingen, gezien de arbeidsmogelijkheden van de werknemer, die in Slowakije woont en als volledig arbeidsongeschikt was geacht. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen deugdelijke grond had voor het niet verrichten van re-integratie-inspanningen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat voor Nederlandse werkgevers met werknemers in het buitenland de regels van de Wet Verbetering Poortwachter onverkort gelden.