ECLI:NL:CRVB:2021:2666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant inzake intrekking en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Uwv had eerder besloten om de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) in te trekken en de onverschuldigd betaalde toeslag terug te vorderen, omdat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden. Appellante heeft tijdens de zitting toegelicht dat de motivering van de brief van 5 februari 2019 haar gelijk bevestigt in de procedure over de intrekking en terugvordering, en heeft gewezen op de manipulatieve wijze van handelen van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gronden die appellante naar voren heeft gebracht in essentie een herhaling zijn van wat zij ook in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden voldoende besproken en het oordeel van de rechtbank wordt onderschreven door de Raad. Het hoger beroep slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.