ECLI:NL:CRVB:2021:2640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.T.H. Zimmerman
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een militair wegens wangedrag door gebruik van harddrugs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een militair, was op 19 september 2018 betrokken bij een incident waarbij hij en een collega vermoedelijk harddrugs hebben gebruikt tijdens een eindfeest. Na een onderzoek door de Commandant van het bataljon werd de appellant op 24 september 2018 geschorst en voorgedragen voor ontslag. De minister verleende op 8 november 2018 ontslag aan de appellant op basis van wangedrag, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er geen bewijs is dat hij daadwerkelijk harddrugs heeft gebruikt, aangezien er geen drugstest is afgenomen en hij meent dat hij mogelijk een placebo heeft gekregen. De Raad overweegt echter dat de verklaringen van de appellant en zijn collega consistent zijn en dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het gebruik van harddrugs. De Raad stelt vast dat de minister op basis van de beschikbare gegevens terecht heeft geconcludeerd dat de appellant zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, wat in strijd is met de Aanwijzing SG A/925. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt dat in het ambtenarentuchtrecht niet dezelfde strikte bewijsregels gelden als in het strafrecht. Het is voldoende dat op basis van de beschikbare gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de verweten gedragingen heeft begaan. De Raad komt tot de conclusie dat het ontslag van de appellant gerechtvaardigd was en bevestigt de beslissing van de rechtbank.