ECLI:NL:CRVB:2021:2592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na eerdere afwijzingen en herzieningsverzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant had zich in het verleden meerdere keren ziek gemeld en had verschillende aanvragen voor een WIA-uitkering ingediend, die telkens waren afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op eerdere beoordelingen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen sprake was van onzorgvuldig onderzoek in bezwaar. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij nieuwe stukken had ingediend die zijn situatie beter zouden onderbouwen, maar de Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat deze stukken geen aanleiding gaven om de eerdere WIA-beoordelingen te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op juiste wijze had getoetst of appellant in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van herzieningsverzoeken en de noodzaak voor appellanten om nieuwe feiten aan te dragen die een ander oordeel rechtvaardigen.