ECLI:NL:CRVB:2021:2554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
20/677 WW-2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep inzake verzoek om herziening van een wrakingsbeslissing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2020. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak en daarnaast een verzoek tot wraking van de behandelend rechters ingediend. Dit wrakingsverzoek werd op 3 augustus 2021 afgewezen. Verzoekster diende vervolgens op 6 september 2021 opnieuw een wrakingsverzoek in, maar trok dit later weer in. De Raad verklaarde het hoger beroep ongegrond op 30 september 2021 en zond de uitspraak op 6 oktober 2021 naar verzoekster. Op dezelfde dag verzocht verzoekster om herziening van de beslissing van 3 augustus 2021. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat herziening van een uitspraak een bijzonder rechtsmiddel is en dat er geen mogelijkheid bestaat om herziening te vragen van een beslissing op een verzoek om wraking, zoals bepaald in artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor verklaarde de Raad zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om herziening. De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier P.W.J. Hospel, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

20/677 WW-2
Datum beslissing: 15 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de beslissing van de Raad van 3 augustus 2021, 20/677 WW-W
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2020, 19/927 in het geding tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
In het kader van dit hoger beroep heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters. Dit verzoek is op 3 augustus 2021 afgewezen (ECLI:NL:CRVB:2021:2030).
Bij brief van 6 september 2021 heeft verzoekster opnieuw een wrakingsverzoek ingediend, welk verzoek vervolgens is ingetrokken.
Bij uitspraak van 30 september 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:2455) heeft de Raad het hoger beroep ongegrond verklaard, welke uitspraak bij brief van 6 oktober 2021 aan verzoekster is gezonden.
Bij brief gedateerd op 6 oktober 2021, door de Raad ontvangen op 7 oktober 2021, heeft verzoekster verzocht om herziening van de beslissing van 3 augustus 2021.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is, voor zover hier van belang, artikel 8:54 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
Herziening van een uitspraak is een bijzonder rechtsmiddel (ECLI:NL:CRVB:2014:444). Artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb bepaalt dat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel openstaat. Dat betekent dat er geen mogelijkheid bestaat om herziening te vragen van een beslissing op een verzoek om wraking.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd kennis te nemen van het verzoek, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) P.W.J. Hospel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.