ECLI:NL:CRVB:2021:2531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ontslag in verband met plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag aan een ambtenaar is opgelegd wegens plichtsverzuim. De ambtenaar, werkzaam bij de gemeente Hilversum, heeft zich op 8 maart 2016 ziekgemeld en heeft haar werkzaamheden gedeeltelijk hervat in 2017. In januari 2018 heeft zij zich opnieuw ziekgemeld en is zij niet verschenen op afspraken bij de bedrijfsarts op 2 en 9 februari 2018. Het college van burgemeester en wethouders heeft haar voor het niet verschijnen op de afspraak van 2 februari 2018 een berisping opgelegd en voor het niet verschijnen op 9 februari 2018 onvoorwaardelijk ontslag gegeven. De ambtenaar heeft in bezwaar alsnog de bedrijfsarts bezocht en medische stukken overgelegd, maar het college heeft het ontslag gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het plichtsverzuim niet van dusdanige ernst is dat het ontslag rechtvaardigt. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van de ambtenaar.