ECLI:NL:CRVB:2021:2440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten na echtscheiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijzondere bijstand aan appellant, die na zijn echtscheiding een aanvraag had ingediend voor inrichtings- en stofferingskosten. Appellant, die alleen woont, had een aanvraag ingediend voor een bedrag van € 10.240,-, maar het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom had hem slechts € 4.009,80 toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor de aanschaf van een Playstation 4, een magnetron en een wasdroger niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het college terecht had aangenomen dat de inrichtingskosten betrekking hadden op een éénpersoonshuishouden, ondanks de psychische problematiek en de echtscheiding van appellant. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat appellant niet had aangetoond dat de vergoeding niet toereikend was voor de noodzakelijke kosten en dat het college de vrijheid had om forfaitaire bedragen vast te stellen voor bijzondere bijstand. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.