ECLI:NL:CRVB:2016:2595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en budgetbeheer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de afwijzing van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en de kosten van budgetbeheer. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten in de vorm van een renteloze lening, maar het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft deze aanvraag afgewezen voor de kosten van een magnetron, omdat deze niet als noodzakelijke kosten werden beschouwd. Daarnaast werd een aanvraag voor budgetbeheer afgewezen omdat er een voorliggende voorziening beschikbaar was binnen de gemeente Venlo.
De Raad heeft vastgesteld dat de Wet werk en bijstand (WWB) van toepassing is, aangezien de aanvragen voor de bijzondere bijstand vóór de inwerkingtreding van de Participatiewet zijn ingediend. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid kon vasthouden aan het beleid om bijzondere bijstand in de vorm van een lening te verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college noopten om bijstand om niet te verlenen.
Wat betreft de afwijzing van de kosten voor de magnetron, oordeelde de Raad dat een magnetron geen noodzakelijk onderdeel van het huishouden is, vooral omdat appellante ook over een kooktoestel beschikt. Ten aanzien van de kosten van budgetbeheer oordeelde de Raad dat appellante niet had aangetoond dat de aangeboden voorliggende voorziening niet toereikend of passend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof.