Uitspraak
19.4282 WIA
OVERWEGINGEN
18 september 2018 gesteld dat appellant nauwelijks bereid was te spreken over zijn psychiatrische klachten en beperkingen, ook niet over die in 2013, waardoor geen helder beeld kon worden verkregen van de situatie en beperkingen in 2013. Tevens heeft Aaldriks uiteengezet dat het onderzoek diverse inconsistenties toont en de klachtenpresentatie op meerdere punten atypisch was en niet passend bij bekende pathofysiologische patronen binnen de psychiatrie. Aaldriks heeft vermeld dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor een beperkte betrouwbaarheid van het hele onderzoek en er duidelijke aanwijzingen zijn voor symptoomaggravatie. In zijn rapport heeft Aaldriks aandacht besteed aan de gegevens afkomstig van GZ-psycholoog Parsowa, behandelaar van appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 januari 2019 inzichtelijk besproken dat uit het rapport van Psyon naar voren komt dat appellant ook nu onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat daarom weer geen conclusie getrokken kan worden over de belastbaarheid van appellant per 9 juli 2013. Daarbij is van belang dat de waarnemingen van de psychiaters Ligthart en Aaldriks met elkaar overeenkomen en beide psychiaters de mogelijkheid van simulatie en/of aggravatie noemen. Zij bevestigen het beeld dat appellant onvoldoende meewerkt aan de onderzoeken Van een goede reden om niet volledig mee te werken aan het onderzoek door Aaldriks is niet gebleken. Ook op de zitting van de Raad heeft appellant hierover niets verklaard.