ECLI:NL:CRVB:2021:2165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
18/369 WIA-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot rectificatie van een eerdere uitspraak van 17 juni 2021. Appellant had verzocht om rectificatie omdat in de eerdere uitspraak niet was beslist op zijn verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad had in een brief van 21 juli 2021 aan partijen meegedeeld dat hij voornemens was de uitspraak te rectificeren en dat partijen binnen vier weken konden reageren. Aangezien er geen reacties zijn ontvangen, ging de Raad ervan uit dat er geen bezwaar was tegen de voorgenomen rectificatie.

De Raad heeft de uitspraak van 17 juni 2021 gewijzigd door enkele overwegingen toe te voegen. Appellant had schadevergoeding verzocht op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat de redelijke termijn voor procedures regelt. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn in deze zaak niet was overschreden, mede door de uitzonderlijke omstandigheden van de coronacrisis, die een verlenging van de termijn rechtvaardigde. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in dit geval vier jaar en vier maanden bedraagt, en dat op het moment van de uitspraak nog geen overschrijding had plaatsgevonden.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rectificatie werd gepubliceerd op rechtspraak.nl, en aan de uitspraak was een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht.

Uitspraak

18/369 WIA-R
Datum uitspraak:
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 17 juni 2021, 18/369 WIA
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij brief van 22 juni 2021 heeft appellant verzocht de uitspraak van 17 juni 2021 te rectificeren omdat daarin niet is beslist op het in de brief van 25 februari 2021 gedane verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft partijen bij brief van 21 juli 2021 meegedeeld voornemens te zijn de uitspraak te rectificeren. In de genoemde brief is aan partijen meegedeeld dat zij binnen vier weken schriftelijk kunnen reageren op het voornemen van de Raad tot rectificatie van de uitspraak.
Partijen hebben niet gereageerd binnen de in de brief van 21 juli 2021 gestelde termijn van vier weken. Zoals in de brief van 21 juli 2021 is vermeld, gaat de Raad ervan uit dat er geen bezwaar bestaat tegen de voorgenomen rectificatie.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de uitspraak van 17 juni 2021, 18/369 WIA als volgt.
Na overweging 4.13 van de uitspraak worden de volgende overwegingen aan de uitspraak toegevoegd:
5.1.
Appellant heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd (zie de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar duren, terwijl doorgaans geen sprake is van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. In dit geval is de op 18 maart 2020 geplande zitting uitgesteld als gevolg van de naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus met ingang van 16 maart 2020 getroffen ingrijpende maatregelen. De onderliggende zaak is hierna op 12 november 2020 alsnog ter zitting behandeld. Naar het oordeel van de Raad is de coronacrisis een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om een langere redelijke termijn dan een termijn van vier jaar te hanteren. De termijn wordt met vier maanden verlengd. Daarbij is rekening gehouden met de periode waarin de gerechtsgebouwen gesloten waren en een termijn van twee maanden voor het opnieuw inplannen van verdaagde zittingen (vgl. CRvB 6 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1116). Dit betekent dat de redelijke termijn in dit geval vier jaar en vier maanden bedraagt.
5.2.
Het bezwaarschrift van appellant is door het Uwv ontvangen op 24 februari 2017. Op het moment van het doen van deze uitspraak is vier jaar en minder dan vier maanden verstreken. Dit betekent dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen
De nieuwe beslissing gaat luiden:

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
 bevestigt de aangevallen uitspraak;
 wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 17 juni 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.
(getekend) S. Wijna
(getekend) R.L. Rijnen