ECLI:NL:CRVB:2021:2150
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 januari 2020. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de uitspraak die de Raad heeft gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van verzoekster tegen de vermelding van haar pensioengerechtigde leeftijd in het pensioenoverzicht. Verzoekster stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, en dat zij bij haar emigratie naar Frankrijk in 2005 de gerechtvaardigde verwachting had dat zij AOW zou ontvangen volgens de destijds geldende wetgeving. Ze claimt materiële en immateriële schade door de verhoging van de AOW-leeftijd en is van mening dat de Raad onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het bestreden besluit in stand kon blijven.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De Raad concludeert dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen. Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen, omdat het in feite neerkomt op een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, wat niet is toegestaan onder het bijzondere rechtsmiddel van herziening. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van griffier E. Welling, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.