In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv, dat op 25 juni 2012 is genomen. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij nieuwe feiten en omstandigheden heeft die haar verzoek zouden moeten onderbouwen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank heeft overwogen dat nieuw gebleken feiten of omstandigheden alleen kunnen worden erkend als deze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze vóór dat besluit zijn voorgevallen maar niet eerder konden worden aangevoerd. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie gepresenteerd die deze criteria zou vervullen. De Raad heeft de eerdere overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad heeft het Uwv wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.366,-. De uitspraak is gedaan op 19 augustus 2021.