ECLI:NL:CRVB:2016:2840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
15-6299 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing nabestaandenuitkering op basis van ANW na overlijden echtgenoot zonder verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 17 april 2014. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij recht had op de uitkering omdat haar echtgenoot een AOW-pensioen ontving en zij zich in een slechte financiële situatie bevond. Tevens gaf zij aan bereid te zijn om premies voor de vrijwillige verzekering te betalen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het feit dat hij een AOW-pensioen ontving, leidde niet tot verplichte verzekering voor de ANW.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

15/6299 ANW
Datum uitspraak: 22 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 augustus 2015, 14/8418 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante heeft van 14 juni 1965 tot en met 3 januari 1975 in Nederland gewoond of gewerkt. Op 17 april 2014 is de echtgenoot van appellante in Marokko overleden. Hij ontving vanaf januari 2012 tot zijn overlijden een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante in september 2014 een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
1.4.
Bij het bestreden besluit van 4 december 2014 is het bezwaar tegen het besluit van
30 oktober 2014 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot een AOW-pensioen ontving en appellante zich in een slechte financiële situatie bevindt. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij alsnog bereid is premie voor de vrijwillige verzekering te betalen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd voor de ANW. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon niet tot verplichte verzekering voor de volksverzekeringen leiden, zodat de echtgenoot van appellante niet op grond van dit pensioen als verzekerd ingevolge de ANW kon worden aangemerkt. De bereidheid om alsnog premies voor de vrijwillige verzekering te betalen, leidt niet tot een ander oordeel. Bij besluit van 5 februari 2015 is de echtgenoot van appellante niet postuum toegelaten tot deelname aan de vrijwillige verzekering, omdat het verzoek daartoe niet binnen de termijn is ingediend. Bij uitspraak van de rechtbank van
18 maart 2016, NL:RBAMS:2016:1441, is dat besluit in rechte komen vast te staan.
4.4.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat verder vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.5.
Het onder 4.1 tot en met 4.4 overwogene leidt tot het oordeel dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van
J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) J.M.M. van Dalen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

NK

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’appel) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par L. Koper en présence de J.M.M. van Dalen en qualité de greffier, ainsi que proncée en public 22 julliet 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de
groupe d’assurés.