ECLI:NL:CRVB:2021:2040
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van eerdere besluiten inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, geboren in 1986, had eerder een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvragen op 8 november 2007 en 3 februari 2010 waren afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant op de relevante leeftijden niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. In 2017 diende appellant een verzoek in om terug te komen van deze eerdere besluiten, maar het Uwv weigerde dit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten zouden kunnen ondermijnen.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen. De Raad benadrukte dat de informatie die appellant had overgelegd, zoals een eindverslag van psychotherapie en een psychologisch rapport, niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat deze informatie al eerder was beoordeeld in de context van de eerdere aanvragen.
De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld door het verzoek van appellant af te wijzen, en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J.J.M. Weyers, met M. Géron als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 augustus 2021.