ECLI:NL:CRVB:2021:2033
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkloosheidsuitkering en ontslagverzoek
Op 21 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Den Haag, betreffende de werkloosheidsuitkering van betrokkene. Het college van burgemeesters en wethouders van Delft had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat betrokkene met ingang van 1 maart 2018 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) had toegekend. Het Uwv had het bezwaar van het college ongegrond verklaard, waarna de rechtbank het beroep van het college tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat niet kan worden gesproken van een ontslag op verzoek van betrokkene. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank, met name dat de instemming van betrokkene met de beëindiging van zijn dienstbetrekking niet betekent dat hij dit verzoek heeft ingediend. De Raad benadrukte dat het ontslagverzoek in de context van onderhandelingen tussen werkgever en werknemer moet worden bezien. In dit geval was het initiatief voor de vaststellingsovereenkomst afkomstig van het college, niet van betrokkene.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.