ECLI:NL:CRVB:2021:2016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
21/442 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 18 april 2013. Verzoeker, bijgestaan door [A.], heeft herziening verzocht van de afwijzing van zijn aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De afwijzing was gebaseerd op het feit dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde gebeurtenissen tijdens de Bersiap-periode. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die voldoen aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overgelegde verklaringen van de familie van verzoeker zijn eerder beoordeeld en kunnen daarom niet als nieuw feit worden aangemerkt. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat er geen relevante nieuwe informatie is die tot een andere uitspraak zou kunnen leiden. De proceskosten worden niet toegewezen.

Uitspraak

21.442 WUBO

Datum uitspraak: 5 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 18 april 2013, 11/3605 WUBO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft [A.] herziening verzocht van de uitspraak van de Raad van 18 april 2013, 11/3605 WUBO (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7860).
Verweerder heeft op het verzoekschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [A.]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 18 augustus 2003 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) omdat van het gestelde meemaken van beschietingen en internering tijdens de Bersiap-periode onvoldoende bevestiging is verkregen. Het hiertegen gemaakte bezwaar van verzoeker is bij besluit van 23 oktober 2003 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen is geen beroep ingesteld.
2. Bij de uitspraak waarvan verzoeker herziening vraagt is beslist op het beroep van verzoeker tegen het besluit van verweerder van 10 mei 2011 waarbij is gehandhaafd de afwijzende beslissing op het verzoek om de eerdere afwijzing om toekenningen op grond van de Wubo te herzien. Die afwijzing is gebaseerd op de grond dat niet is gebleken van relevante nieuwe feiten of omstandigheden om alsnog een bevestiging te aanvaarde van het meemaken van de gestelde gebeurtenissen.
3. Verzoeker kan zich niet vinden in de afwijzing van zijn aanvraag om toekenningen op grond van de Wubo. Hij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat met de overgelegde verklaringen van zijn familie het schietincident is aangetoond en hij om die reden aanspraak dient te maken op toekenningen op grond van de Wubo.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 12 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3963) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te openen of om de daarin gedane uitspraak ter discussie te stellen.
4.3.
In wat namens verzoeker is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de drie in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb omschreven voorwaarden. De overgelegde verklaring van de broer van verzoeker is eerder al beoordeeld in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan verzoeker nu herziening heeft verzocht en is dus geen nieuw feit in de zin van artikel 8:119 van de Awb. De overgelegde gegevens over een militaire politionele actie in Bindjai kunnen, in het midden latend wanneer verzoeker met deze gegevens bekend is geworden, niet worden aangemerkt als een rechtens relevant nieuw feit. Deze gegevens vermelden namelijk niets over de beschieting van de trein waarin verzoeker zat.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af
.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2021.
(getekend) H. Lagas
(getekend) D. Al-Zubaidi