ECLI:NL:CRVB:2015:3963

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
14-5576 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

Op 12 november 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 juni 2014. In die eerdere uitspraak was de Pensioen- en Uitkeringsraad veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan de verzoekster wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. Bierenbroodspot, heeft op 8 augustus 2014 om herziening verzocht, maar de Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die voldoen aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 1 oktober 2015 heeft de Raad de argumenten van verzoekster gehoord, maar deze waren niet voldoende om tot herziening over te gaan. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar om onjuist gebleken feitelijke uitgangspunten te corrigeren. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 november 2015.

Uitspraak

14/5576 WUBO
Datum uitspraak: 12 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 juni 2014, nummer 12/3498 WUBO
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. A. Bierenbroodspot, advocaat, op 8 augustus 2014 om herziening verzocht van bovenvermelde uitspraak van de Raad van 5 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1904.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2015. Daar is namens verzoekster verschenen mr. Bierenbroodspot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1. Bij de uitspraak van 5 juni 2014 heeft de Raad - voor zover hier van belang - verweerder veroordeeld tot betaling aan verzoekster van een vergoeding van schade tot een bedrag van
€ 500,- als gevolg van de overschrijding in de bestuurlijke fase van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Bij het vaststellen van deze vergoeding heeft de Raad aanleiding gezien de aan verweerder toe te rekenen overschrijding van de redelijke termijn te beperken tot een halfjaar.
2. Verzoekster kan zich niet vinden in de matiging van de aan verweerder toe te rekenen overschrijding van de redelijke termijn. Bestreden wordt dat de overschrijding is toe te schrijven aan de vele verzoeken om uitstel in diverse stadia van de bezwaarschriftprocedure en het niet met de te verwachten voortvarendheid reageren op eenvoudige vragen door de gemachtigde van verzoekster.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om - eventueel op basis van andere argumenten - een hernieuwde discussie over de zaak te voeren, noch om een discussie over de betrokken uitspraak te openen, maar strekt er in beginsel toe om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. Slechts aangelegenheden van feitelijke aard kunnen tot herziening leiden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1564).
3.3.
In hetgeen namens verzoekster is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de drie in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. Namens verzoekster is slechts beoogd een hernieuwde discussie te voeren over de toerekening van de overschrijding van de redelijke termijn. Dit is een onderwerp dat uitdrukkelijk aan de orde is geweest tijdens het onderzoek ter zitting op
17 april 2014, waar verzoekster en haar gemachtigde zijn verschenen en het woord hebben gevoerd.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD