ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7860
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- A.A.M. Mollee
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2013 uitspraak gedaan over het verzoek van appellant, A. te B., om herziening van een eerder besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) inzake de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, van Molukse afkomst en geboren in 1945 in het voormalig Nederlands-Indië, had in 2002 een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. Deze aanvraag werd in 2003 afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd van zijn betrokkenheid bij beschietingen en internering tijdens de Bersiapperiode. Appellant heeft geen beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar werd.
In 2010 verzocht appellant om herziening van de eerdere afwijzing, maar dit verzoek werd in 2011 afgewezen. In beroep stelde appellant dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De Raad overwoog dat de bevoegdheid tot herziening discretionair is en dat appellant feiten moest aanvoeren die niet eerder bekend waren en die het eerdere besluit in een nieuw licht zouden plaatsen.
Appellant overhandigde verklaringen van zijn broers ter ondersteuning van zijn verzoek, waarin zij stelden dat zij tijdens de terugtrekking uit Bindjai waren beschoten. De Raad oordeelde echter dat er geen objectieve bevestiging was van de betrokkenheid van appellant bij de beschietingen. De sociale rapporten van de broers gaven geen specifieke details die de betrokkenheid van appellant aannemelijk maakten. Ook ontbraken gegevens van het Nederlandse Rode Kruis die de claims van appellant konden ondersteunen.
De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening terecht was afgewezen wegens het ontbreken van relevante nieuwe feiten of omstandigheden. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.