Uitspraak
19 4927 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 174,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-vervolguitkering aan appellant, die als werkplaatstimmerman heeft gewerkt en op 7 februari 2011 uitviel. Het Uwv had appellant met ingang van 4 januari 2016 een WGA-vervolguitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 45%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het Uwv de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende had gemotiveerd. De deskundige die door de rechtbank was ingeschakeld, had vastgesteld dat de beperkingen van appellant correct waren weergegeven in de FML van 9 mei 2017. Appellant had aangevoerd dat hij in bewijsnood verkeerde en verzocht om een deskundige in te schakelen, maar de Raad oordeelde dat er geen schending van het beginsel van equality of arms was, omdat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen.
Wel oordeelde de Raad dat de rechtbank had verzuimd het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, nu de medische grondslag in beroep was gewijzigd. De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 4.915,90 en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak bevestigde de aangevallen uitspraak voor het overige, maar vernietigde deze voor zover het Uwv niet was veroordeeld in de proceskosten.