ECLI:NL:CRVB:2021:1981
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van praktische schatting van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellante, die zich ziek had gemeld met vermoeidheids- en spanningsklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht op basis van een praktische schatting van haar verdiencapaciteit. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de praktische schatting aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. De Raad benadrukte dat, volgens artikel 9 van het Schattingsbesluit, een praktische schatting moet plaatsvinden wanneer deze leidt tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan een theoretische schatting. In dit geval was de praktische schatting van de arbeidsongeschiktheid van appellante correct uitgevoerd, en de Raad volgde het oordeel van het Uwv dat appellante in staat was om het werk van applicatiebeheerder te verrichten, wat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 35%.
Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek van het Uwv niet zorgvuldig was en dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijk deskundige had benoemd. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.