ECLI:NL:CRVB:2021:198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en boete opgelegd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn studiefinanciering en de opgelegde boete door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de minister had aangetoond dat appellant niet op zijn basisregistratie personen (BRP)-adres woonde, wat leidde tot de herziening van de studiefinanciering en de boete. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bewijsmiddelen toereikend waren voor de boete en dat de boete te hoog was. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant grotendeels een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad merkte op dat de redelijke termijn in deze procedure was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de boete met 10%. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, behalve voor de hoogte van de boete, die werd vastgesteld op € 553,81. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant.