In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 2000. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellant als studerende werd aangemerkt. De rechtbank Haarlem had eerder deze afwijzing bevestigd. Appellant volgde een opleiding aan het [College], maar het Uwv oordeelde dat de activiteiten die hij daar verrichtte niet als onderwijs of beroepsopleiding konden worden aangemerkt, zoals vereist in artikel 1:4 van de Wajong. Appellant stelde dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn situatie en het [College]. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zich had gebaseerd op voldoende informatie, waaronder gegevens van het [College] en verklaringen van betrokkenen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant terecht als studerende was aangemerkt en dat de afwijzing van de Wajong-uitkering terecht was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.