ECLI:NL:CRVB:2021:1945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen en de verjaringstermijn
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Appellanten, die sinds 2 mei 2010 bijstand ontvangen, hebben in hoger beroep gesteld dat de terugvordering over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 is verjaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de beroepsgrond van appellanten niet slaagt. De verjaringstermijn van vijf jaar, zoals geregeld in artikel 3:309 van het Burgerlijk Wetboek, begint te lopen op het moment dat de schuldeiser bekend is met de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een besluit tot terugvordering. In dit geval was het college pas op 27 maart 2018 daadwerkelijk op de hoogte van de onverschuldigd betaalde bijstand, toen bankafschriften werden ontvangen die aantoonden dat er contante stortingen op de rekening van appellanten hadden plaatsgevonden. De Raad benadrukt dat de bekendheid subjectief moet worden opgevat; de schuldeiser moet daadwerkelijk bekend zijn met het bestaan van de vordering en de persoon van de ontvanger. De stelling van appellanten dat het college al in 2012 bekend was met relevante feiten, wordt door de Raad verworpen, omdat er geen concrete gegevens zijn die deze bewering ondersteunen. De uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.