ECLI:NL:CRVB:2021:1944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van aanvullende inkomensvoorziening ouderen wegens niet gemeld onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2019. Het geschil betreft de intrekking en terugvordering van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van onroerende zaken in Turkije. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant over vermogen in de vorm van onroerende zaken beschikt, en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De appellant heeft aangevoerd dat de terugvordering financiële gevolgen heeft voor de zorg voor zijn partner, maar de Raad oordeelt dat deze redenen niet voldoende zijn om de terugvordering te rechtvaardigen. De terugvordering kan pas bij de invordering voelbaar zijn, en de appellant geniet bescherming van de beslagvrije voet. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.