ECLI:NL:CRVB:2021:1884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 oktober 2019. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem per 3 januari 2018 geen recht meer op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het hoger beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de beroepstermijn was ingediend. De huidige gemachtigde van appellant, mr. S.J.H.G.M. Schils, voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de aangevallen uitspraak pas op 3 januari 2020 bij de voormalige gemachtigde was aangekomen. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er geen afhaalbericht was achtergelaten door de postdienst, en dat het niet ophalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van appellant kwam. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.