Uitspraak
18 5419 PW, 20/1253 PW, 21/1899 PW
13 september 2018, 17/4234 (aangevallen uitspraak 1), en van 21 februari 2020, 19/1746 (aangevallen uitspraak 2)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
7 februari 2017, op 6 februari 2017 een gesprek gevoerd met appellante en aansluitend een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres, onderzoek naar bankgegevens verricht, gegevens over het waterverbruik op het uitkeringsadres onderzocht en op 20 maart 2017 een gesprek gevoerd met appellante en X samen. De sociale recherche heeft de bevindingen van het onderzoek neergelegd in een rapport van 27 maart 2017.
30 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 november 2017 (bestreden besluit 1), de bijstand van appellante met ingang van 4 december 2015 in te trekken en de over de periode van 4 december 2015 tot 1 maart 2017 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van in totaal € 17.944,39 van appellante terug te vorderen. Aan bestreden besluit 1 ligt, samengevat, het volgende ten grondslag. Appellante heeft de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding met X. Aan appellante is vanaf 4 december 2015 ten onrechte bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder verleend. Zij kan niet als zelfstandig subject van bijstand worden aangemerkt. Appellante en X hebben verklaard geen gezamenlijke uitkering te willen aanvragen.
5.9. Uit 5.1 tot en met 5.8 volgt dat het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet slaagt. De Raad zal deze uitspraak bevestigen.
BESLISSING
- vernietigt aangevallen uitspraak 2;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 27 mei 2019 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 25 maart 2021 ongegrond;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal
€ 2.992,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en hoger beroep voor de boetezaak betaalde griffierecht van in totaal € 179,- vergoedt.