Uitspraak
18.5373 PW, 18/5374 PW
13 september 2018, 18/189 en 18/642 (aangevallen uitspraak)
21/1899 PW plaatsgevonden op 1 juni 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. Verstraten. Het college heeft zich via een telefonische verbinding laten vertegenwoordigen door R. Ivanović. In de zaken 18/5419 PW, 20/1253 PW en 21/1899 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
6 februari 2017 een gesprek gevoerd met A en aansluitend een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres, onderzoek naar bankgegevens verricht, gegevens over het waterverbruik op het uitkeringsadres onderzocht en op 20 maart 2017 een gesprek gevoerd met A en appellant samen. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 27 maart 2017. De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest bij besluit van 6 april 2017 de bijstand van A met ingang van 4 december 2015 in te trekken, de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 4 december 2015 tot en met 1 maart 2017 van A terug te vorderen en zowel A als appellant hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de terugbetaling van de vordering. Het college heeft aan die besluitvorming, samengevat, ten grondslag gelegd dat A de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding met appellant. Aan A is vanaf 4 december 2015 ten onrechte bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder verleend. Zij kan niet als zelfstandig subject van bijstand worden aangemerkt. Appellant en A hebben verklaard geen gezamenlijke uitkering te willen aanvragen.