Uitspraak
19 2469 AW, 19/2470 AW
24 april 2019, 18/355 (aangevallen uitspraak 1) en 18/1320 (aangevallen uitspraak 2)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg. Appellante, werkzaam bij de Dienst Vervoer & Ondersteuning, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Justitie en Veiligheid met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid en ontslag. De minister had eerder besluiten genomen over twee ongevallen die appellante had meegemaakt, maar deze niet als dienstongeval aangemerkt. Appellante had geen gronden van bezwaar ingediend, zelfs niet na een hersteltermijn van zes weken. De Raad oordeelde dat de mededelingen van de minister over de ongevallen als besluiten moeten worden aangemerkt, maar dat appellante niet-ontvankelijk was in haar bezwaren omdat zij geen gronden had ingediend.
Daarnaast werd het ontslag van appellante beoordeeld. De minister had zich op het standpunt gesteld dat appellante volledig arbeidsongeschikt was en dat herstel niet binnen een redelijke termijn te verwachten was. De Raad bevestigde dat de minister niet verplicht was een volledig herplaatsingsonderzoek uit te voeren, omdat het verrichten van arbeid door appellante als louter hypothetisch moest worden beschouwd. De Raad concludeerde dat aan de voorwaarden voor ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid was voldaan en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraken bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.