ECLI:NL:CRVB:2021:1781

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
20/2067 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 21 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De gemachtigde van appellante, mr. R. Versluijs, heeft in verzet verklaard dat hij de nota van 5 juni 2020 en de rappel van 7 juli 2020 niet had ontvangen. Uit het dossier bleek echter dat de nota van 7 juli 2020 aangetekend was verstuurd naar het juiste adres van de gemachtigde, een postbus. De gemachtigde heeft bij het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak kopieën van de nota en het rappel opgevraagd, inclusief de Track & Trace code van de aangetekende verzending. Na navraag bij PostNL bleek dat de zending was bezorgd, maar er was onduidelijkheid over aan wie de aangetekende nota was aangeboden. De Raad kon op basis van de beschikbare gegevens de feitelijke gang van zaken rond de bezorging niet vaststellen. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 21 januari 2021 vervalt en de Raad de zaak opnieuw in behandeling neemt. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 748,-.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 juli 2021
20/2067 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2020, 19/4107
Partijen:
Stichting [appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak op 21 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet in behandeling kan nemen. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellante heeft mr. R. Versluijs verzet ingediend.
Het verzet is behandeld op de zitting van 18 juni 2021. Namens appellante was mr. Versluijs daarbij aanwezig. Het Uwv was niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellante in de uitspraak van 21 januari 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat hij zowel de nota van 5 juni 2020 als de rappel griffierecht van 7 juli 2020 niet heeft ontvangen. Uit het dossier is gebleken dat de nota van 7 juli 2020 aangetekend is verstuurd aan het correcte adres van de gemachtigde. Dit betreft een postbus. De gemachtigde van appellante heeft zelf bij het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak kopieën van de nota en het rappel opgevraagd, met daarbij de Track & Trace code van de aangetekende verzending van het rappel griffierecht. De gemachtigde van appellant heeft navraag gedaan bij PostNL. In deze informatie staat dat de zending is bezorgd. Op de uitdraai van de verzendgegevens staat een handtekening en de aantekening “2 items Sand”. Naar aanleiding van vragen van de gemachtigde van appellante aan PostNL is gebleken dat het beleid van PostNL sinds COVID-19 is, dat de bezorger zelf een aangetekend poststuk ondertekend en daarbij de laatste drie cijfers van het legitimatiebewijs van de ontvanger vermeldt. Op een vraag van de gemachtigde heeft PostNL geantwoord dat het meest waarschijnlijke scenario is dat de postbezorger zelf heeft getekend voor ontvangst. Verder blijkt dat de postbezorger geen gegevens heeft genoteerd van een identiteitsbewijs van de ontvanger. Voor de aantekening “2 items Sand” kon de medewerker van PostNL geen verklaring geven.
De Raad is van oordeel dat op basis van deze gegevens de feitelijke gang van zaken rond de bezorging niet is vast te stellen. Niet duidelijk is of en aan wie de aangetekende nota griffierecht is aangeboden.
Het verzet wordt gegrond verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 21 januari 2021 vervalt en dat de Raad de zaak in behandeling neemt.
De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in de verzetprocedure tot een bedrag € 748,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van J.B. Beerens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) J.B. Beerens