ECLI:NL:CRVB:2021:1753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beperking van intrekking en terugvordering van WIA-uitkering na schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van de WIA-uitkering van appellant. Appellant ontving sinds 2 maart 2012 een WIA-uitkering, maar na meldingen van (betaalde) werkzaamheden in 2014 en 2016 heeft het Uwv een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant werkzaamheden had verricht en daaruit inkomsten had genoten, wat hij niet had gemeld. De rechtbank oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering over een langere periode dan appellant had betwist.
In hoger beroep heeft de Raad de bevindingen van de rechtbank bevestigd, maar de periode van intrekking en terugvordering beperkt tot 1 november 2013 tot 1 februari 2017. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar dat de intrekking en terugvordering niet verder moesten reiken dan de genoemde periode. Het terugvorderingsbedrag werd vastgesteld op € 57.232,63, inclusief vakantiegeld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de beslissingen over proceskosten en griffierecht, en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 1.496,-.